100 meest voorkomende Spaanse woorden voor beginners

Foto van auteur
Geschreven door guidetoexam

100 meest voorkomende Spaanse woorden voor beginners

Hier zijn de 100 meest voorkomende Spaanse woorden:

1. yo (ik) 2. de (van, van) 3. no (nee) 4. a (tot) 5. la (de) 6. el (de) 7. es (is) 8. en (in) 9. y (en) 10. que (dat) 11. me (ik) 12. una (a, an) 13. se (zichzelf, zichzelf, zichzelf, zichzelf) 14. los (de) 15. del (van de ) 16. las (de) 17. un (a, an) 18. por (voor, door) 19. con (met) 20. una (a, an) 21. su (zijn, haar, hun, jouw) 22 para (voor, naar) 23. es (is) 24. al (naar de) 25. como (zoals, zoals) 26. más (meer) 27. pero (maar) 28. sus (zijn, haar, hun, jouw) 29. le (tegen hem, tegen haar, tegen jou) 30. ya (al, nu) 31. o (of) 32. este (dit) 33. sí (ja) 34. porque (omdat) 35. esta (dit) 36. entre (tussen, tussen) 37. cuando (wanneer) 38. muy (zeer) 39. sin (zonder) 40. sobre (aan, over) 41. también (ook, ook) 42. ik (mezelf ) 43. hasta (tot) 44. desde (van, sinds) 45. nos (ons) 46. durante (tijdens) 47. segundo (tweede) 48. hay (er is, er zijn) 49. donde (waar) 50 quien (wie) 51. dos (twee) 52. todos (alle) 53. bajo (onder) 54. bien (goed) 55. nos (wij) 56. tanto (zoveel) 57. estar (zijn) 58 fue (was) 59. tiene (heeft, heeft) 60. tiempo (tijd, weer) 61. hacer (doen, maken) 62. otro (andere, andere) 63. poder (kunnen, kunnen) 64 después (na) 65. entonces (toen, zo) 66. cuando (wanneer) 67. querer (willen, liefhebben) 68. haber (hebben) 69. ese (dat) 70. ante (voor, in de aanwezigheid van) 71. ellos (zij) 72. e (en, of) 73. cual (welke, wie) 74. tu (jouw, jouw) 75. nunca (nooit) 76. durante (tijdens) 77. sobre (op, ongeveer, over) 78. uno (één) 79. tres (drie) 80. porque (omdat, waarom) 81. mucho (veel, veel) 82. hasta (tot, tot) 83. quiero (ik wil, liefde) 84. qué (wat) 85. gustar (leuk vinden) 86. mientras (terwijl) 87. hablar (spreken, praten) 88. a (tegen) 89. segun (volgens) 90. así (dus, zoals dit) 91. mismo (hetzelfde) 92. ver (zien) 93. otro (andere, nog een) 94. vez (tijd, gelegenheid) 95. sabel (weten) 96. año (jaar) 97. día (dag) 98. vida (leven) 99. nuevo (nieuw) 100. hombre (man) Ik hoop dat dit je helpt! Laat het me weten als ik nog ergens mee kan helpen.

Laat een bericht achter